StartpaginaOver WijnandsradeGeschiedenis

De eerste wetenschappelijke geschiedschrijver van Wijnandsrade is pastoor P.G. Peeters, die in 1886 zijn 'Korte schets der geschiedenis van de Valkenburgsche Heerlijkheid Wijnandsrade' publiceerde. De tweede geschiedschrijver is mr. J. Jetten. Hieronder volgt een complete schets van de geschiedenis van Wijnandsrade.

WIJNANDSRADE, de parel van Zuid-Limburg

"schouw dromend over glooiende velden
ondanks eeuwen heen bewerkten knuppels
dagloners de akkers hier in het zweet
de oogst volgde dankbaar op het groeien
want in gen hoes knikt baron van bongart
genadig naar zijn mensen horigen
het klokje van gehoorzaamheid klepelt
schaften doet men er op de binnenhof
in het spaarzaam zonnetje dat de schout
gegund heeft eeltig kneedt de hand het brood
lief en leed wordt hier levenslang gedeeld
en milder wordt het als de avond daalt
het leven hardt nog meer dan de tortuur
maar zwijgend komt en gaat men met de zeis"

Wie Wijnandsrade vanuit de richting Heerlen nadert, ontwaart in de dorpskom de vroeg achttiende-eeuwse façade van het kasteel, omringd door vijvers en grachten, met aan de oostzijde een klein kerkje met een ranke toren. Het beeld hierop verkrijgt men pas na de laatste bocht in de allee, wellicht de mooiste openbare oprijlaan van ons land, maar ook de langste, die over het glooiende landschap slingert. Aan beide zijden wordt zij omgeven door linden, die geknipt als kandelaars de voorbijgangers begeleiden. Er zijn nogal wat linden ten prooi gevallen aan de verbreding van de weg of aan het boomchirurgisch kapmes; rond 1960 stonden er nog 281. Deze weg is al heel oud, omdat hij de verbinding vormde tussen de 12e-eeuwse versterking op de motte en de hofsteden te Swier en de banmolen bij Brommelen. Het tracé is oorspronkelijk anders geweest. De symmetrische structuur en grootschaligheid van de huidige laan verwijst naar een formele aanleg, zoals deze zich in de late barok ontwikkelde. De 'Lingelei' werd aangelegd in 1784. De oprijlaan heeft een knik op het laagste punt, waar de Bissebeek van Hulsberg naar de Geleenbeek stroomt. Die knik brengt het wapen van de adellijke familie Von dem Bongart in kaart. Het is een heraldische keper. In de bocht moet ook een vroeger gebouwencomplex hebben gestaan, maar de fundamenten zijn reeds lang door grondverplaatsingen onzichtbaar geworden.
Het kasteel met haar langgerekte voorgevel heeft in feite weinig waarin het verschilt van andere oude landhuizen in het Zuidlimburgse. Toch heeft het iets bijzonders. Het is niet in de historie verstard noch heeft men het van zijn omgeving kunnen vervreemden. Het ligt gaaf in zijn eigen ruimte in een gelukkige harmonie tussen de natuur en de menselijke beschaving. Er straalt een tijdloze rust vanaf, die een weldadige invloed heeft op de omliggende bebouwing. Het vormt één geheel met het dorp, ondanks alle recente veranderingen en nieuwbouw. De terrasvormige uitbreiding van het dorp in de jaren zestig en zeventig heeft, hetgeen verwondert, het landelijke karakter niet aangetast; integendeel, de rustieke eenvoud van de oude dorpskern zet zich voort naar de riante bungalows, zonder dat het verband wordt verbroken. De graften, die eeuwenlang door landbouwers aan de rand van hun akkers werden opgeworpen om wegspoeling van grond tegen te gaan, zijn gehandhaafd en bepalen het hoogteverschil tussen de straten. Speelse houten trappen zijn een goedgevonden compromis aan de bewoners boven.

Het kasteel is eeuwenlang het bestuurlijk en maatschappelijk centrum van de Wijnandsrader gemeenschap geweest. Wanneer deze gemeenschap zich aldaar gevestigd heeft, kan moeilijk worden bepaald. Pastoor Peeters schrijft in l886 dat het aanvangstijdstip `zich verliest in de nacht der tijden'. Een ploegsteen uit het laat-neolithicum, die tussen Hulsberg en Wijnandsrade is gevonden, doet vermoeden dat de vruchtbare gronden al sinds mensenheugenis zijn bewerkt. De vondst van bewerkte vuurstenen uit dezelfde periode bevestigen dit. Akkerbouw impliceert in elk geval tijdelijke domesticatie. Later, rond het begin van de jaartelling, hebben Romeinen zich hier gevestigd; op drie lokaties zijn resten van Romeinse gebouwen gevonden, het grootste in de buurt van Nythuizen. De vondsten zijn vooral geconcentreerd rond de buurtschap Swier, waar mogelijk een tertiare Romeinse weg heeft gelegen.
De naam Swier zou van gallo-romaanse oorsprong zijn via Scarwirre, Scharwyer, Scherwyer en Swyer. Het Franse woord 'charrue'=ploeg heeft dezelfde afleiding. Uit deze naam blijkt alweer landbouwactiviteit en daarmee de vestigingsplaats van boeren. Een andere verklaring zou kunnen zijn, dat de afleiding komt van het middelnederlandse woord wieër (=vijver) en dat Scherwyer gewoon betekent: 's herren wieër, de vijver van de heer. Het is niet onmogelijk dat er in de bedding van de Bi(e)ssebeek een plas heeft gelegen, waarop deze benaming terugvoert.

Het riddergeslacht dat in de twaalfde eeuw dat woonachtig was op het niet ver van de kerk van Spaubeek gelegen (later aldus genoemde) kasteel Terborg onder Schinnen, is de eerst bekende bezitter geweest van Wijnandsrade. Reeds in 1208 wordt Godefridus Burchgravius de Rode genoemd te zamen met Thilmannes de Schines. In 1246 komt deze Godefridus miles (ridder) dictus de Rode nogmaals voor en in 1253 komen wij hem tegen als dominus (heer) Godefridus de Rode. Dat er toen reeds een ridderbehuizing in Wijnandsrade was, mag worden aangenomen. Op een tiental meters ten noorden van het huidige kasteel werd een versterkte woontoren opgericht, welke was gefundeerd op een kunstmatige heuvel, een z.g. motte, opgeworpen uit de grond der grachten. Dit soort versterkingen stammen uit de Normandische tijd (chateaux au motte) en zijn ook elders in deze provincie teruggevonden. In 1318 erkent Winand, achterkleinzoon van Godefridus, in leen te hebben van hertog Jan III van Brabant, zijn kasteel in Rode, gelegen in het land van Valkenburg, zoals zijn voorouders dat ook in leen hielden als "castrum lignum" (=versterkte plaats, fort) die open moest blijven voor de hertog. De hertog van Brabant had deze streken op 5 juni 1288 veroverd bij de Slag van Woeringen. Uit dankbaarheid voor diens dapperheid in de strijd, benoemt de hertog van Brabant Godfried van Rode tot drossaart en kastelein van het oude hertogdom Limburg. Diens zoon Winand geeft de naam van zijn echtgenote Elisabeth uit een ander riddergeslacht, namelijk Maschereil, aan zijn kinderen; de naam Maschereil is misschien afgeleid van gemaskerde. Men beeldt hen soms af met baardige maskers en in het oudste deel van het kasteel zijn deze ook in de buitenmuur van het poortgebouw gebeeldhouwd. Het wapen van dit riddergeslacht is geschakeerd (=een schild met 6 rijen vierkante vakken) van goud en (l)azuur (=heraldische naam voor blauw) en op de helm een jongeling met rode hoed en geschakeerd kleed.

De zoon van laatstgenoemde Winand heeft waarschijnlijk zijn naam aan het ontgonnen gebied gegeven. In de annalen wordt ook wel de latijnse benaming 'Roede Wynandi' gevonden. De ridders van Maschereil krijgen meer aanzien door huwelijk, moed en vroomheid (een van hen sterft tijdens een pelgrimage naar Jerusalem in 1391) en ook hun leengoed (bezit aan grondgebied) wordt gaandeweg uitgebreid.

In 1519 sterft ridder Johann Maschereil in Wijnandsrade. Hij wordt begraven in de kerk aldaar en de grafplaat is in het koor behouden gebleven. Zijn zoon Winand volgt hem op in als heer van Wijnandsrade. Deze was reeds in 1516 via zijn huwelijk met Margaretha von Schönrade bezitter van de Heerlijkheid Heyden (met een 13e eeuwse burcht) geworden en van "das huiss zu Paffendorp mit sinen wieren graven ind zimmern". Winand heeft bij zijn eerste echtgenote twee kinderen: Winand, die reeds in 1526 kinderloos sterft en Maria. Daardoor krijgt de echtgenoot van Maria Maschereil, Wilhelm von dem Bongard, die uit een oud Rijnlands geslacht stamt, in 1533 het riddergoed en het gezag over de Heerlijkheden Wijnandsrade, Terblijt en Heyden. De familie Von dem Bongard heeft de heerlijkheid tot aan de Franse tijd bestuurd en is eigenaar van het kasteel en omliggende landerijen en pachthoeven gebleven tot l916. Men kan wel zeggen, dat deze Heren van Wijnandsrade de grondleggers van deze kleine doch hechte gemeenschap zijn geweest, die tot in onze dagen een vrijwel uitsluitend agrarisch karakter heeft gehad.

Vanwege de Vrijheerlijke status van de Heerlijkheid neemt de adellijke bezitter van Wijnandsrade een bijzondere staatsrechtelijke positie in. Dit krijgt bevestiging door het feit, dat de Heren het recht bezitten van hoge, middelbare en lage justitie. Daartoe bestaat er een schepenbank, waarvan de leden door de Heer worden aangesteld. Dat er bij Brommelen een galg moet hebben gestaan geeft aan dat er zelfs over leven en dood mag worden geoordeeld. Ook is er een leenhof, waar de leen- en pachtovereenkomsten worden geregistreerd. Al vroeg moeten de goederen in Vyle (12 km van Hoei in België) verheven worden bij het leenhof in Wijnandsrade. Is de jurisdictie van de Heerlijkheid de taak van leenhof en schepenbank, dus van schout en schepenen, het administratieve bestuur wordt feitelijk uitgeoefend door twee burgemeesters en de schepenen. Zij vergaderen in het Panhuys, dat ook als herberg en brouwerij dienst doet. Dit gebouw is bekend geworden door de overval van de Bokkenrijders, die er in l762 op luidruchtige wijze hebben huisgehouden en geplunderd. Op 31 augustus 1942 is deze boerderij grotendeels in vlammen opgegaan; hoewel de hoeve bij herbouw niet de oorspronkelijke vorm kreeg, blijft de witgepleisterde voorgevel pittoresk.

Het leven van de bewoners van de Heerlijkheid is zwaar en ze zijn arm; zij genieten een zekere bescherming van de baron in ruil voor hun landarbeid. Enkele hofsteden worden in pacht gegeven, bijv. Brommelen, de Hof te Swier, Te Velde, Nythuizen, de Bongard, Vink, Ophem en de kasteelhoeve, die ook Borchhof werd genoemd. De pachter is meestal een halfer (halfwin), dat wil zeggen dat de (meestal betere) helft van de opbrengst voor de Heer bestemd is. De pacht wordt voldaan op l oktober, het feest van St. Remigius. Voor het malen van graan is er reeds in de 15e eeuw een bannale molen aan de Geleenbeek bij Brommelen, waar de inwoners verplicht hun graan moeten laten malen.
Het bevolkingsoverschot vertrekt naar elders, zodat het aantal van de gemeenschap eeuwenlang constant blijft op ongeveer 300 zielen. Door onrustige politieke omstandigheden waarin Limburg eeuwenlang de speelbal is van machten en mogendheden, zijn hoge belastingaanslagen, plunderingen, inkwartieringen en onbetaalde diensten vaak het onrechtvaardige deel van de Wijnandsrader bevolking. Ook de Heer heeft zijn leenverplichtingen en moet daarom vaak in krijgsdienst. In de kerk van Wijnandsrade is aan de epistelzijde een hardstenen grafmonument van grote kunsthistorische waarde te zien, dat is opgericht voor vrijheer Wilhelm von dem Bongard, die op l7 september l631 op het slagveld in Leipzig is gesneuveld, terwijl hij als obris (kolonel) bevel voerde over een regiment van duizend geharnaste ruiters in de armee van Graaf van Tilly. Het monument stelt een ridder in volle uitrusting voor met een officiersstaf in zijn rechterhand. Een degen doorklieft zijn onderlijf als zinnebeeld voor zijn opoffering voor het vaderland. Zijn katholieke leenheer is in de Dertigjarige oorlog verwikkeld met de protestantse Duitse vorsten.
Het grondgebied van de Heerlijkheid Wijnandsrade moet nagenoeg hetzelfde zijn geweest als dat van de latere gemeente; dit is af te leiden uit een visitatieverslag van de limieten in l604, waarin de grenzen nauwkeurig worden aangegeven. De moeilijkheid is echter dat de grenzen der landerijen eertijds werden aangeduid met de namen van de bezitters ervan. Plaatselijk wist toen iedereen wat men bedoelde, maar tegenwoordig moeten we deze kennis reconstrueren en terloops genoemde vaste punten, die nog aanwezig zijn, tekenen het grensverloop. De Heerlijkheid maakt deel uit van het Land van Valkenburg, waardoor de verheffingen bij het overlijden van de Heer moeten geschieden voor het leenhof van Valkenburg. Toch geniet Wijnandsrade een bijzondere status, omdat het een Vrije Rijksheerlijkheid is, die rechtstreeks ressorteert onder de Rijksmacht. Hoe precies de verhoudingen hebben gelegen, is moeilijk te achterhalen. Feit is dat de Vrijheren van Wijnandsrade, die ook elders, bijvoorbeeld in Luxemburg en het Rijnland, aanzienlijke goederen bezitten, als erfkamerheren van Gulick een voorname positie in het rijk hebben bekleed.
In 1661 behoort Wijnandsrade tot de Spaanse partage der Landen van Overmaas; in l713 wordt het ingedeeld bij de Oostenrijkse partage van die landen. In l794 maakt het na de komst der Fransen deel uit van het Departement der Nedermaas. De oude bestuurlijke colleges beëindigen dan gaandeweg hun werkzaamheden en het administratieve bestuur wordt ingericht zoals in al de 'communes' der Franse administratie. In die tijd heerst er in Wijnandsrade tweespalt tussen de Fransgezinden en degenen die meer Duits-Oostenrijks zijn georiënteerd. Dit leidt onder meer tot het gedwongen vertrek van pastoor Peter Laurens Westhoven.
Het einde van de Franse tijd in 1814 heeft geen onmiddellijke invloed op het plaatselijke bestuur; alleen heet de maire voortaan burgemeester. Bij Koninklijk Besluit van 14 februari l818 wordt een reglement van bestuur voor het platteland vastgesteld. Hierdoor ontstaat de gemeente Wijnandsrade als deel van het Koninkrijk der Nederlanden, De eerste burgemeester is Jean Hubert L'Ortye, die voordien ook al als zodanig heeft gefungeerd. Sinds de Belgische Opstand in 1830 behoort Wijnandsrade tot 1839 tijdelijk tot het Belgische Koninkrijk onder Koning Leopold I.
Als Nederland in mei 1940 door de Duitsers onder de voet wordt gelopen en bezet, moeten ingevolge verordening van de rijkscommissaris de werkzaamheden van het college van B & W en de gemeenteraad met ingang van 1 september 1941 worden opgeschort; hun bevoegdheden gaan over op burgemeester G. Opfergelt. Na de Tweede Wereldoorlog wordt er een voorlopige gemeenteraad ingesteld, die na verkiezingen in 1946 wordt vervangen op de bij wet voorgeschreven wijze. Het gemeentebestuur heeft steeds een stabiel, degelijk en behoudend beleid gevoerd, omdat de financiële armslag gering was. Ondanks herhaalde annexatieplannen van naburige gemeenten heeft Wijnandsrade zijn zelfstandigheid weten te behouden tot l982.

Van de parochie van Wijnandsrade, toegewijd aan de H. Stephanus, de eerste martelaar, wordt reeds melding gemaakt in het statutenboek van het Concilie van Susteren in l307. Ze is een zogenaamde `media ecclesia'. Bij de vestiging van nieuwe bisdommen in l559 wordt de parochie toegevoegd aan het nieuwe Bisdom Roermond onder het dekenaat Valkenburg. Men neemt aan, dat de eerste kerk door de kasteelbewoners is gesticht als hofkapel. In dergelijke gevallen wordt gesproken van `eigenkerken'. Dit verklaart ook de ligging van de kerk aan de voet van de motte, tussen binnen- en buitengracht van het kasteel. Van het tweede kerkgebouw is alleen het koor nog overgebleven, dat dateert van de l5/l6e eeuw. De hardstenen voet van de doopvont is weliswaar uit de l2e eeuw, maar het is niet zeker dat deze afkomstig is van de eerste kerk van Wijnandsrade.
In l750 is de kerk te klein en bouwvallig geworden. De adellijke Heer geniet de grote tiende (de heffing van een aparte belasting) en moet volgens het geldende recht voor het onderhoud van het schip en het koor van de kerk zorgdragen, terwijl de instandhouding van de klokketoren voor rekening van de parochianen komt. Omdat de bevolking te arm is, biedt de Baron aan om zowel de kerk als de toren op zijn kosten te laten verbouwen en vergroten; de gemeentenaren moeten echter karrediensten en andere hulp verlenen. Het koor in sierlijke stijl met een tribune voor de adellijke familie uit l668, later verbouwd tot sacristie, blijft bewaard tot in onze dagen.
De tijdbommen, die een geallieerde bommenwerper in l943 voortijdig moet lossen, vernietigen een groot deel van de kerk, terwijl de ranke toren geheel vernield wordt. Onder gevaarlijke omstandigheden weten dorpelingen de belangrijkste inventaris uit de kerk te redden. Daarbij slagen zij erin twee van de drie klokken uit de toren te behouden, de oudste uit l5l9 en een uit l847. Deze worden in de vijver voor de Duitse vijand verstopt, na de oorlog hieruit door de Amerikanen opgetakeld en in l948 op hun hoge zitplaats teruggeplaatst. De kerk is onder bezielende leiding van pastoor J. Deckers gerestaureerd en aanmerkelijk vergroot.

Een belangrijke episode maakt de gemeenschap Wijnandsrade door tijdens de vestiging van priesteropleidingen in het kasteel. Aangezien de familie Van Bongart in de l9e eeuw meestal in het buitenland vertoeft, op het stamslot te Paffendorf (BRD), staat het kasteel meestentijds leeg. De Duitse Jezuïeten krijgen in l872 van Baronesse Melanie von Bongart toestemming om er een seminarie te vestigen, omdat deze orde door de 'Kulturkampf' van Otto Graaf von Bismarck gedwongen wordt het Duitse rijk te ontvluchten. De leiding van het huis wordt opgedragen aan pater Wilhelm Eberschweiler, na wiens dood een zaligverklaringsproces is begonnen. Wijnandsrade is al spoedig een oord van wetenschap en een religieus centrum. Na 38 jaar keren de paters in l910, niet zonder weemoed, terug naar hun vaderland. Het kasteel blijft leeg achter. In l9l6 wordt het met omringende landerijen door Baron Pius von Bongart verkocht, omdat hij gelden nodig heeft voor de Duitse oorlogsinspanningen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Koper is de Heerlense zakenman Dupont, die het kasteel spoedig doorverkoopt aan Theodoor Opfergelt, pachter van de kasteelhoeve en burgemeester van Wijnandsrade. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is in het kasteel de plaatselijke distributiedienst gevestigd; het grootste gedeelte wordt echter gebruikt als opslagplaats voor landbouwmachines en agrarische producten.
In l928 komen de paters Minderbroeders-Conventuelen in het bezit van het kasteel. Ook zij vestigen er een seminarie in na een ingrijpende verbouwing. Het provincialaat wordt ook hier gevestigd onder leiding van pater Carolus Hoyng. Het klooster krijgt de naam 'Christus Koning'. Bij de bevrijding van Zuid-Limburg wordt het college voor een gedeelte in gebruik genomen door de bevrijders uit Amerika en na hun vertrek door de Nederlandse stoottroepen.
De kasteelhoeve wordt in l959 bestemd als proefboerderij voor de lössgronden onder bestuur van een stichting. Door het teruglopend aantal priesterroepingen gedwongen, moeten de paters het kasteel verkopen aan het Ingenieurs- en architectenbureau Van Hasselt en De Koning, later Haskoning, dat het als regiobureau inricht. De kasteelhoeve wordt in de jaren l982/84 ingrijpend gerestaureerd door de Stichting Proefboerderij Wijnandsrade. Delen van het kasteel zelf geraken ernstig in verval en om dit historisch gebouw in stand te houden wordt een restauratieve ingreep noodzakelijk geacht. In januari 1990 verwerft de daartoe in het leven geroepen Stichting tot behoud van Kasteel Wijnandsrade het in eigendom, teneinde deze restauratie te realiseren. Hierna huren enkele bedrijven de kantoorruimten op de begane grond en worden er appartementen ingericht voor woondoeleinden. Ook het oude, historische gedeelte van het kasteel wordt gerestaureerd en krijgt een representatieve functie (o.a. trouwzaal van de gemeente Nuth).

De gemeenschap Wijnandsrade is in de 20-ste eeuw meer dan verdriedubbeld. In l900 is het bevolkingsaantal 536. In l920 is het 557. In l940 is het 830. In l960 is het 922. In l970 is het 1358 en bij de gemeentelijke herindeling per l januari l982 bedraagt het aantal inwoners 1756. Sindsdien is het dorp weer uitgebreid. In het Hellebroekerveld zijn twee nieuwbouwwijken verrezen, die ruimte bieden aan ouderen en jongeren die daardoor in Wijnandsrade kunnen blijven wonen. Deze stormachtige ontwikkeling heeft niet kunnen verhinderen, dat er een scheiding is ontstaan tussen de autochtone bevolking, die door sterke familiebanden een duidelijke verwantschap toont met het gemeenschapsleven, en de nieuwkomers. Toch heeft een bloeiend verenigingsleven verbanden gelegd tussen oud en nieuw. Evenals vroeger bepaalt het kerkelijk leven nog voor een groot deel de leefwijze van de bevolking. Het kerkblad verzorgt de communicatie. Kerkelijke feestelijkheden, zoals de processie, de muzikale omgang in de kerstnacht en de eerste heilige communie geven kleur aan het dorpsleven. Op initiatief van pastoors zijn verenigingen ontstaan, zoals het kerkelijk zangkoor (l863) en de fanfare (l892), de Boerenleenbank en de woningbouwvereniging (1948). Later worden er nieuwe verenigingen opgericht, zoals de sport (voetbal, handbal, tennis), die in een prachtige accommodatie verwerft in het Burgemeester Cortenraadsportpark (1982); ook de scouting krijgt daar een home (1989). Het overige verenigingsleven speelt zich voornamelijk af in het enige overgebleven dorpscafé en in het Gemeenschaps- en ontspanningsgebouw, gebouwd in l968 en vergroot in l982, dat een ontmoetingscentrum is geworden voor de totale bevolking. Vermeldenswaard is het project 'Journaal van Wijnandsrade' van de Film- en Fotogroep Wijnandsrade '76, dat vanaf 1979 jaarlijks de hoogtepunten uit het dorpsleven vastlegt voor latere generaties en het Antiek- en Folkorefestival, dat vanaf 1973 elk jaar in augustus op de lokatie kasteel/kasteelhoeve plaatsvindt onder regionale, nationale en internationale belangstelling.
Het onderwijs, dat tot aan de Franse tijd een taak van de custos (=koster) is geweest, wordt, na een langdurige lokale schoolstrijd, in l861 geïnstitueerd door de stichting van een openbare lagere school. Hiervoor wordt in 1878 een schoollokaal gebouwd, dat ook dienst doet als gemeentehuis en woning van het schoolhoofd. In l930 neemt men een nieuw schoolgebouw aan de Panhuysvijver in gebruik, waarin voortaan vanwege het levensbeschouwelijk karakter bijzonder onderwijs wordt gegeven. Als dit gebouw te klein is geworden, bouwt het schoolbestuur in l970 een moderne basisschool. Sinds l985 is hierin ook de kleuterafdeling geïntegreerd, die voordien vanaf 1968 een eigen schoolgebouw `Kleuterlust' aan de Eijssenstraat heeft gehad op het perceel waar nu de woningen van de Leeuwerickensanck staan. Sinds 2001 biedt het gebouw ook onderdak aan de peuterspeelzaal.
De beroepsbevolking ondergaat na de Tweede Wereldoorlog een aanmerkelijke verandering. Neemt de agrarische bevolkingsgroep in 1960 nog 22% van het totale inwonersaantal voor haar rekening, in l977 is dit aantal reeds tot 5% gedaald. Ook de sluiting van de mijnen na l965 heeft een niet geringe invloed gehad op sociale structuur. Thans wonen in Wijnandsrade veel mensen, die werkzaam zijn (of zijn geweest) in de kwartaire sector.

Aan de zelfstandigheid van de gemeente Wijnandsrade komt per 1 januari 1982 een einde door de gemeentelijke herindeling van Zuid-Limburg. Samen met de gemeenten Nuth, Hulsberg en Schimmert vormt zij sindsdien de Gemeente Nuth (ca. l7.000 inwoners). Hoewel dit besluit geheel is voorbij gegaan aan de wens van de bevolking om zelfstandig te blijven, is er gaandeweg een bestuurlijk integratieproces ingezet, dat niet heeft geleid tot schokkende veranderingen in het gemeenschapsleven van Wijnandsrade. Op de valreep van de herindeling wordt de Stichting Vrienden van Wijnandsrade opgericht, die het behoud van het cultuurgoed, de dorpstradities en het landschappelijk aanzien van dit kerkdorp en haar buurtschappen nastreeft, zulks in overleg met het gemeentebestuur van Nuth en het verenigingsleven. Het onderzoek naar de boeiende en rijke geschiedenis van Wijnandsrade, nog maar mondjesmaat ontsloten, is ter hand genomen.

De fraaie natuur en het boeiende geaccidenteerde landschap van Wijnandsrade, dat de verschillende kernen omzoomt, wordt de laatste jaren bedreigd door milieuvervuiling en onherstelbare ingrepen van de economisch ingestelde mens. Toch is er een drietal bijzondere natuurgebieden bewaard gebleven: den Ouden bosch, de Hulsberger beemden en het dal tussen Wijnandsrade en Brommelen. Deze gebieden zijn zowel botanisch als faunistisch van betekenis.
Het is te danken aan een verantwoord centraal gestuurd en op conservering gericht beheer in het verleden, dat in Wijnandsrade nog veel mooie plekjes en historische gebouwen bewaard zijn gebleven. Belangrijk is het om de lessen van het verleden te bestuderen, teneinde verstandig om te kunnen gaan met het erfgoed, dat moet worden doorgegeven aan nieuwe generaties.

Opdat de 'Parel van Zuid-Limburg' in schoonheid blijft glanzen tot in lengte van jaren.





mr J.J.A. Jetten


Pastoor Peeters, eerste geschiedschrijver van Wijnandsrade

^